Naar aanleiding van International Migrants Day staat VUB-onderzoeker Tulya Su Guven stil bij het belang van zogenaamde ’third places’. ‘Als beleidsmakers integratie ernstig nemen, kunnen ze niet om het belang van de publieke ruimte heen.’ De opiniestuk verscheen in Knack.

Verhuizen naar een nieuw land betekent in zekere zin dat je een nieuw leven moet opbouwen: een nieuwe taal, nieuwe mensen, nieuwe routines en nieuwe manieren om je dagelijkse leven in te richten. In het begin geven bepaalde structuren je dagen inhoud en houvast, of het nu gaat om werk, school of een taalcursus.

Maar zodra je het klaslokaal of kantoor verlaat, duiken vragen op: waar ga ik heen na het werk, met wie ontspan ik, en waar voel ik me thuis in deze nieuwe omgeving? Toch gaat het integratiedebat structureel voorbij aan deze vragen, terwijl ze cruciaal zijn voor nieuwkomers om een gevoel van verbondenheid te krijgen in een nieuw land.

Dat gevoel van verbondenheid is een steeds vluchtiger en vager begrip. Voor de meesten van ons ontstaat dat gevoel vrij vanzelfsprekend tijdens het opgroeien. Familie, klasgenoten, buren en jeugdvrienden omringen ons, en banden worden gevormd en onderhouden binnen en rond bepaalde plaatsen: een goedkope bar waar we uren doorbrachten, of een bankje in het park. Samen vormen deze plaatsen en mensen een netwerk van verbondenheid dat een thuisgevoel geeft, waar dat ook mag zijn. Migratie geeft dat netwerk echter een nieuwe vorm.

Dit is de sociaal-ruimtelijke dimensie van het leven: de manier waarop relaties verankerd zijn in de omgevingen waarin ze zich bevinden. De weg naar verbondenheid begint vaak hier, in kleine, alledaagse momenten: nieuwe connecties, het gevoel gekend te worden, en plekken waar je gewoon kunt zijn zonder je bestaan te moeten uitleggen of verantwoorden. Toch krijgt deze dimensie zelden aandacht in het integratiedebat, terwijl alledaagse publieke plekken – zoals een park of de wachtruimte van een buurthuis – net cruciaal zijn.

Misschien wordt een collega die je ontmoette op een borrel na het werk een goede vriend, of wordt de moskee, kerk of studentenbar waar je ooit alleen binnenstapte de eerste plek waar je je thuis voelt.

Het belang van zulke ruimtes wordt duidelijker wanneer we kijken naar hoe ze veranderen. Socioloog Ray Oldenburg introduceerde in The Great Good Place het concept van 'third places': cafés, kapsalons, parken en bibliotheken — open, toegankelijke plekken die verweven zijn met het dagelijks leven van de lokale gemeenschap. Al eind vorige eeuw waarschuwde hij dat deze plekken dreigden te verdwijnen, verdrongen door een steeds meer consumptiegerichte en individualistische mentaliteit.

Vandaag zijn die drukfactoren alleen maar toegenomen: digitale interacties vervangen persoonlijke ontmoetingen, lean werkplekken laten weinig ruimte voor informele gesprekken en openbare ruimtes worden steeds commerciëler.

Deze ontwikkelingen raken iedereen, maar zijn bijzonder voelbaar voor nieuwkomers. Wanneer toegang tot zulke ruimtes voor iedereen moeilijker wordt, wordt die drempel voor wie net is aangekomen nog hoger. Thirdplaces fungeren immers als toegangspoorten: plekken waar mensen kunnen wennen aan het lokale leven, geleidelijk contacten opbouwen, ervaringen delen en kleine maar essentiële stukjes informatie verzamelen die een nieuwe start mogelijk maken.

In mijn eigen onderzoek naar nieuwkomers in België bestudeer ik hoe deze plekken hun vestigingservaringen beïnvloeden, sociale banden helpen creëren en een gevoel van verbondenheid ondersteunen. Willen we nieuwkomers echt verwelkomen, dan volstaat het niet om alleen te focussen op huisvesting en arbeidsmarkt.

Als beleidsmakers integratie ernstig nemen, moeten zij deze alledaagse ruimtes actief mee beschermen, ondersteunen en creëren. Dat betekent investeren in toegankelijke publieke plekken, buurthuizen, parken en ontmoetingsruimtes, en ze erkennen als volwaardige pijlers van integratiebeleid. Want wie echt wil dat mensen zich thuis voelen, moet ook ruimte maken voor verbinding. Erbij horen is een traag proces, zowel ruimtelijk als sociaal. Het groeit in routines, nabijheid en kleine gebaren, en in diepe én vluchtige ontmoetingen die samen een basis vormen. En voor nieuwkomers begint dat proces soms op de meest onverwachte plaatsen.

Tulya Su Güven is FWO-onderzoeker aan het BIRMM & BRISPO van de VUB.