Ze sprak met de inner circle van voormalig Talibanleider Mullah, ging elke maand op de koffie in de Syrisch ambassade in Brussel en is een luis in de pels van gevestigde kranten in Amerika. Bette Dam is de geknipte persoon om, in het kader van Difference Day, over persvrijheid te spreken.
Vrijdag 3 mei 2024 | Difference Day | Internationale dag van de persvrijheid
Op 3 mei is het de internationale dag van de persvrijheid. Voor de tiende keer organiseert de VUB samen de ULB en Bozar Difference Day. Onder het motto 'Speak freely, listen respectfully, different opnions matter' wordt er een hele dag lang gereflecteerd over het recht op vrije meningsuiting en persvrijheid.
Hier vind je meer informatie over het programma en kun je registreren.
Ziezo, als intro kan dit tellen en het heeft in elk geval uw aandacht getrokken. Toch is dit niet het soort journalistiek dat Bette Dam voor ogen heeft. “Spreken met ‘de vijand’ is part of the job. Iets wat elke oorlogsverslaggever hoort te doen. Zo speciaal is dat dus niet.” De Friese Bette Dam is bijna aan de VUB gepromoveerd op de hedendaagse oorlogsjournalistiek en reist de wereld rond om reportages te maken en boeken te schrijven: A Man and a Motorcycle, The Secret life of Mullah Omar en Looking for the Enemy. Haar specialisaties: Midden-Oosten, Syrië, Afghanistan, Taliban, Al Qaida en andere islamitische groeperingen.
Waarom koos je voor de VUB om te promoveren?
“Na een lang verblijf in de hectiek van Afghanistan, vond ik Amsterdam in 2015 een te grote overgang. Omdat ik lesgeef in Parijs zocht ik een nieuwe plek om te wonen en te werken. Bovendien wilde ik meer onderzoek gaan doen naar hoe de media werken, omdat ik zo perplex was van hun manier van werken in Afghanistan. Ik ben random gaan googlen met de zoektermen ‘media’ en ‘Brussels’ en stuitte op een vacature om een PhD te doen aan de VUB. Ik kon mijn job in Parijs aanhouden, daar doceer ik ‘Unthinking Afghanistan’ aan de Sciences Po. Ik probeer mijn studenten bewust te maken van de manier waarop kennis en nieuws geproduceerd worden. We nemen namelijk te veel voor waar aan als het van de grote Amerikaanse media komt. Daardoor belanden we in een soort echokamer: The New York Times schrijft iets wat vaak uitsluitend gerelateerd is aan Amerikaanse bronnen. Daar springen vervolgens verschillende denktanks op waarop een policy paper van de overheid volgt. Daar pikt weer een andere grote krant op in, waarop Amnesty International en Human Rights om de hoek komen kijken. Beide organisaties hebben zichzelf overigens als zeer wit opgesteld in hun Afghanistan-dossier door veel op westerse bronnen en waarden te leunen en door die lens naar Afghanistan te kijken. Ik neem mijn studenten daarin mee, laat hen artikelen die in de pers verschijnen checken.”
“Wij praten niet met de Global South, wij praten over hen. Dat is een bijna neokoloniaal denken.”
Wat doet de Amerikaanse pers verkeerd?
“Ik was onlangs bij de pro-Palestijnse demonstratie op Columbia University. Als je de verslagen ziet dan voel je hoe de pers werkt: foto’s werden van onderaf genomen wat het dreigend effect van de demonstranten verhoogt, ze werden in groepen gefotografeerd waardoor het lijkt alsof heel de campus volstaat met tenten. In werkelijkheid gaat het over een zeer goed georganiseerd en vredevol protest.
Er zijn zeer goede freelancers en onderzoeksjournalistieke projecten, maar het snelle nieuws heeft een grondige evaluatie nodig. Als bijvoorbeeld je redactie bestaat uit mensen uit één land en je moet plotseling naar een ander land, maar je hebt geen benul van de historiek en cultuur daar, dan is het moeilijk om objectief te blijven. Mijn PhD laat zien dat veel nieuwsjournalisten uit het Westen vinden dat ze neutraal zijn in zo’n situatie. Maar als je voortdurend leunt op één kant van het verhaal dan doe je het onderwerp of land pijn. Je kan de media in deze gebieden trainen, de vraag is of dat beter is. Kunnen we niet beter eerst naar onszelf kijken? Wij als Amerikaanse of Westerse media bepalen het beeld over de Global South. Wij praten niet met hen, wij praten over hen. Dat is een bijna neokoloniaal denken.”
Zou een van de redenen daarvoor kunnen zijn dat westerse journalisten moeilijk toegang krijgen bij de andere partij in een conflict?
“Zeker, dat is ook wel verklaarbaar. Vooral wanneer je wordt geïnterviewd door iemand die jou niet kent of een verhaallijn in het hoofd heeft die is bedacht in het verre buitenland (Amerika bijvoorbeeld). Ik zie in mijn PhD-onderzoek dat daardoor de reputatie van Westerse journalistiek daalt en dat de toegang voor Westerse journalisten moeilijker wordt.”
Hebben onze eigen media te weinig middelen of is er sprake van luiheid?
“Toen ik de reviews las over mijn Omar-boek dan was het vooral petje af voor mijn harde werk. Terwijl ik eigenlijk niets speciaals gedaan heb. Dat verhaal lag op straat en niemand anders raapte het op. Ik denk dat het een combinatie is van wereldbeeld, aannames over het conflict – veelal gestoeld op een Westers narratief over terreur en contraterreur. De Taliban waren monsters en daarmee was het klaar. Amerikaanse journalistiek kan best uitgesproken zijn. Idealiter neemt een journalist afstand tot de eigen overheid. Nationalisme of patriotisme is iets waar je ver van moet blijven. Echter, je publiek zit in je thuisland en dus vragen editors naar de nationale link. Het zorgt voor eenzijdige en dus onjuiste berichtgeving.”
“Er is constant het zwart-witbeeld gecommuniceerd dat wij goed waren en de Taliban slecht.”
Hoe zit het daar in Afghanistan met de persvrijheid?
“De huidige afwezigheid van persvrijheid is een uitkomst van westerse interventies die het land hebben achtergelaten in een puinhoop. De interventie na 9/11 was gebaseerd op verkeerde informatie en wraak na de aanslag op de VS. Het resultaat is dat de Taliban terug is. Mijn PhD gaat over de impact van het Westerse journalistieke verslag. Er is constant het zwart-witbeeld gecommuniceerd dat wij goed waren en de Taliban slecht. Meer onderzoek leert ons nu dat de Taliban en voormalig president Hamid Karzai eigenlijk nader tot elkaar kwamen na de val van de Taliban en amnestie in ruil voor vrede hadden geaccepteerd. Onderzoeksjournalistiek leert ons dat veel aanslagen in Afghanistan niet tegen de westerse ideologie gericht waren, maar dat de massale aanwezigheid van Amerikaanse wapens lokale rivaliteit aanwakkerde, waarbij veel onschuldige burgers omkwamen. Deze aanslagen werden consequent in kranten aan de Taliban toegewezen. Die kranten werd in het Amerikaans congres gelezen en daardoor was het legitiem om meer troepen te sturen.”
Voor wie werkte je in Afghanistan?
“Ik was vooral de slow-journalist en heb mijn meeste tijd daar in twee boeken gestoken. Voor mijn eerste boek over president Hamid Kazai en hoe hij aan de macht kwam (A Man and a Motorcycle) heb ik twee jaar lang interviews gedaan. In die tijd werkte ik ook voor NRC Handelsblad, maar na twee jaar was dat niet meer wat ik wilde. De Nederlandse link – het volgen van een paar Nederlandse troepen was voor mij niet Afghanistan. Ik kreeg een nieuw contract bij de Bezige Bij voor het Omar-boek en ondertussen deed ik als freelancer veel last-minute nieuws voor onder meer CNN, Al Jazeera, NOS en de VRT.”
Vanwaar jouw interesse voor oorlogsjournalistiek?
“Pure ambitie en de drive om de wereld te zien. 9/11 heeft mijn wereldbeeld op zijn kop gezet. Ik kon niet begrijpen dat iemand zo’n hekel aan Amerika kon hebben. Ik ben als freelancer met de hot topics meegegaan. 2003 Irak, 2006 Afghanistan. Daar gingen mijn ogen open en veranderde mijn wereldbeeld. Ik bleef mijn werk doen maar werd een soort prediker om vooral ook naar de andere kant te luisteren.”
We leven in een gepolariseerde wereld: we volgen enkel nog nieuws die de eigen mening versterkt.
“Dat is een valkuil voor iedereen, voor mij ook. De journalist moet alle kanten van het verhaal blijven geven. Ik denk dat dit uiteindelijk door de lezer wordt gewaardeerd. De invasie van Rusland ging gepaard met veel emotie in de kranten hier in de VS. Soms had ik het gevoel dat Rusland ook hun vijand was geworden. Het is niet makkelijk om afstand te houden, maar journalist-zijn is geen makkelijk vak. Het is hard werken om de ideeën van Rusland, van de regering, van de burgers te reflecteren. Je moet alternatieve wegen vinden, en ik zie die drang niet genoeg.”
“Overheden en journalisten zijn zo afhankelijk van elkaar geworden. Ik geef jou een scoop, jij blijft een loyale journaliste, etc. Daardoor ontstaat er zelfcensuur.”
Maken westerse journalisten te weinig gebruik van hun persvrijheid?
“We moeten onze vrijheid koesteren. Niemand vraagt een journalist om eerst Washington DC te bellen. Toch gebeurt dat veel. Westerse officials worden het meest gequoot in de berichtgeving rond Afghanistan. Ik zag in Kabul dat de Washingtoncorrespondent heel veel invloed had. Die overheidsconnecties met journalisten zie je ook in Den Haag of Brussel. Ze zijn zo afhankelijk van elkaar geworden. Ik geef jou een scoop, jij blijft een loyale journaliste, etc. Daardoor ontstaat er zelfcensuur.”
Wat is het uiteindelijke doel van je promotieonderzoek?
“Het wordt een boek dat niemand gaat lezen (lacht). Maar de uitkomst is een handreiking naar onze media om te blijven spiegelen in oorlogsverslaggeving. Ik heb in New York samen met Columbia University twee grote kranten bereid gevonden om te reflecteren op hun Afghanistan berichtgeving. Dat is uniek en veelbelovend.”
De Wereld Heeft Je Nodig
Vind je ook dat er nood is aan meer nuance en dialoog in het maatschappelijk debat? Ben je een professional of geëngageerde burger die op zoek is naar verdieping? Ben je een leerling of student en wil je een extra dimensie toevoegen aan je opleiding? Bekijk dan zeker het VUB-publieksprogramma en het programma van de Caroline Pauwels Academy of Critical Thinking (PACT), samengesteld door VUB-wetenschappers en gastcurator Alicja Gescinska. Breid je kritische blik op maatschappelijke trends verder uit én zet de wereld in beweging.
Als Urban Engaged University wil de Vrije Universiteit Brussel een drijvende kracht van verandering in de wereld te zijn. Met ons academisch onderwijs en ons innovatief onderzoek dragen we bij aan de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties en drukken we mee onze stempel op de toekomst.