Bio/CV

Bart De Schutter volgde in 1978 Roger Van Geen op als derde rector van de VUB. Hij professionaliseerde het academisch management door het op te delen in strategie en operationele zaken. Zelf richtte hij zich op strategie, vooral onderwijs en onderzoek. Het onderwijs werd onder zijn bestuur gemoderniseerd. Zijn sociale bewogenheid maakte hem tot een voorvechter van democratisch hoger onderwijs.

Bart de Schutter

Rectorschap

 

De Schutter was een actieve netwerker voor de internationalisering van de VUB. Eerst als Decaan van de rechtsfaculteit, daarna als rector. Onder zijn leiding werden de eerste formele internationale samenwerkingsakkoorden gesloten. Met steun van de VLIR, bood de VUB onder zijn hoede ook ontwikkelingshulp aan, en kwamen er afspraken met andere universiteiten in het globale zuiden. Dat beleid legde meteen ook de basis voor het huidige UCOS.

Als rector zag Bart De Schutter zich meer als ambassadeur dan administrateur. In de onderzoeksraad, maar ook in heel wat internationale organisaties legde Bart persoonlijk heel wat contacten. Hij maakte daarom van public relations een echt speerpunt. Zo verscheen toen voor het eerst een centraal ‘Mededelingenblad’ van de VUB. Tegelijk delegeerde hij veel aan zijn team om zelfstandig en efficiënt de operationele zaken van de universiteit in handen te nemen.

Bart De Schutter was een echte new public manager en wist dat een slagzin als managers must manage ook hem beperkingen oplegde als rector. Die zelf opgelegde scheiding van strategie en operationele beslissingen was erg opvallend binnen academische bestuurscultuur van begin jaren tachtig. Hij wilde zijn verantwoordelijkheid vooral op academisch niveau opnemen. Onderwijsbeleid en onderzoeksbeleid kregen zijn volle aandacht. Zakelijke beslissingen over personeel en financiën liet hij voorbereiden door zijn medewerker, de latere rector Oscar Steenhaut. Deze professionalisering gebaseerd op arbeidsdeling van het academisch management was een ware vernieuwing.

Daarnaast hoeft het niet te verwonderen dat hij als voorzitter van het Brussels Studenten Genootschap en de Oudstudentenbond van de VUB ook erg begaan met de universiteit als gemeenschap, verenigd rond haar vrijzinnige waarden. Die beminnelijkheid en warme menselijke betrokkenheid was niet alleen zijn persoonskenmerk, zoals vele collega’s herhaald opmerken, maar ook een rode draad in zijn beleid. Zijn sociale bewogenheid maakte van hem een absoluut voorvechter van een democratisch hoger onderwijs. Dat kwam tot een orgelpunt toen de besparingspolitiek van de Belgische regering ook de universiteiten trof. De Schutter werd net als zijn Gentse of Leuvense collega’s geconfronteerd met studentenprotesten tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld. Maar deed dat op zijn eigenzinnige manier. Hij verwelkomde de studenten die het rectoraat kwamen bezetten gastvrij.

In algemene termen was het rectorschap van Bart De Schutter een periode van versterking van kwaliteit en solidariteit. De jonge VUB moest een onderzoeksgedreven onderwijs aanbieden van de bovenste plank, dat bovendien wervend en vernieuwd moest zijn. Zo was hij erg overtuigd van de ondersteuning van informatica en computers in onderzoek én het onderwijs. Hij investeerde dan ook in moderne pedagogische leermiddelen. De onderwijsraad werd onder zijn rectorschap een echt centraal beleidsorgaan, voorheen was meer een goedkeuringsorgaan dat registreerde wat er per faculteit was afgesproken. Het onderwijsprogramma van elke faculteit zou een logische en coherente opbouw moeten krijgen en de rector meende dat dit wel degelijk van bovenaf en centraal moest worden aangestuurd. Met deze helikoptervisie werd tegelijk ook voor meer evenwicht gezorgd tussen de vakgroepen binnen de faculteiten.

Voor De Schutter was solidariteit een noodzaak, omdat voor hem de VUB ook principieel een volledige universiteit moest zijn. Om dat brede aanbod te blijven garanderen, eiste hij dat sterkere faculteiten en richtingen minderbedeelde afdelingen van de universiteit financieel ondersteunden. Zodat elke opleiding, ook die met een gering aantal studenten, adequaat bestaft was en op de nodige uitrusting kon rekenen. Alleen zo kon kwaliteitsvol onderwijs in het hele pakket VUB-opleidingen concurrerend blijven. Het maatschappelijk pluralisme dat hij, als geëngageerde vrijzinnige hoog in het vaandel voerde, werd daarmee verzekerd.

Studie en carrière

 

Bart De Schutter (Grimbergen 21 augustus 1937) studeerde aan het Koninklijk Atheneum van Boom, waar zijn grootvader nog socialistisch Burgemeester was geweest. Daarna studeerde hij rechten, en politieke en diplomatieke wetenschappen aan de unitaire ULB/VUB. Na een verblijf aan de Harvard University bleef hij zijn hele carrière verbonden aan de VUB. Als student, assistent, hoogleraar, decaan, rector en prorector. Hoewel hij ook doceerde aan de Antwerpse Rechtenfaculteit en het HIVT was zijn curriculum vitae synoniem met een leven voor de VUB.

Bart De Schutter studeerde af aan de ULB als Doctor in de rechten in 1959 en een jaar later als gediplomeerde in de Politieke en Diplomatieke Wetenschappen. Met een Fullbright Fellowship en een Smith-Mundt beurs behaalde hij in 1961 aan de Harvard University zijn Master of International Law. Hij werd aangesteld aan de ULB in 1962 eerst als deeltijds “assistent C” voor de Nederlandstalige cursus strafrecht en strafrechtprocedure. Maar zijn interesse voor het internationaal recht was gewekt en zou zijn academische kern worden. Hij verkreeg daarvoor een doctoraatsbeurs van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in 1963. Hij woonde daarvoor in die periode ook colleges bij aan de Faculté Internationale de Droit te Straatsburg en de Commissie voor Internationaal Recht te Genève.

Uiteindelijk werd Bart De Schutter in 1965 de eerste voltijdse Nederlandstalige “assistent A” in de Rechten met opdrachten voor vier professoren: H. Bekaert, F. De Pauw, E. Van Bogaert en J. Van Tichelen. Zijn opdracht omvatte het ‘geheel van hun onderwijs’ gaande van strafrecht en strafprocedure tot publiek recht, en ook nog zijn eigen onderzoeksveld van het internationaal recht.

In datzelfde jaar kreeg hij een Fellowship van de Harvard Law School. Met zijn gastcolleges bouwde hij verder aan het internationale netwerk van de jonge VUB, wat ook later en in zijn rectorschap een constante zou blijven. Na Harvard en de Law School van de New York University ging hij doceren als professor aan de Universiteit van Montréal gedurende twee academiejaren. Bij zijn terugkeer werd zijn opdracht dan ook deeltijds uitgebreid met een docentschap voor de opleidingsonderdelen ‘Beslechting van Internationale geschillen’, ‘Vraagstukken van het Staatsrecht’ en ‘Beginselen van het Internationaal Strafrecht’. In 1969 werd hij voltijds docent en gaf hij ook de cursus ‘Grondige studie van het institutioneel recht der Europese Gemeenschappen’. Die colleges waren deel van de toenmalige bijzondere licentie in het internationaal recht waar hij zelf de motor en secretaris van was. Hij volgde in de periode 1971-1973 in de voetsporen van Prof. De Pauw en Van Bogaert in het domein van het internationaal recht en werd bij de start van het academiejaar 1971-1972 buitengewoon hoogleraar.

In deze periode werd hij als vice-decaan belast met de hervorming van onderwijsaanbod van de faculteit, waarbij ook veel geïnvesteerd werd in het avondonderwijs. Vanaf 1975 verschafte het ‘bijzonder begeleidingsprogramma’ jaarlijks tientallen werkstudenten kans op juridische bijscholing en sociale promotie. Maar naast democratisering was ook expertiseopbouw een strategische doelstelling. En zo werd in januari 1971 het Program on International Legal Cooperation (PILC) gelanceerd, een gespecialiseerde opleiding gericht op buitenlandse studenten en in het Engels werd gedoceerd. Datzelfde jaar nog werd Bart De schutter hier aan het hoofd van gesteld, zonder te kunnen voorspellen dat het PILC bij zijn emeritaat meer duizend diploma’s zou hebben uitgereikt aan studenten uit tientallen landen. Twee jaar later volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar aan de faculteit. Hij leidde als eerste directeur het onderzoekscentrum Internationaal Strafrecht. Vervolgens werd hij haar Decaan tussen 1974 en 1978. Zijn vernieuwende en actieve aanpak van de Rechtenfaculteit vormde de basis voor zijn verkiezing tot rector in 1978.

Na zijn vierjarige termijn werd zijn bestuurservaring ingezet als lid van de Belgische ‘privacy--commissie’, lid van de Raad van Bestuur van het Instituut voor Tropische Geneeskunde na 1987 en vanaf 1994 ook als Voorzitter van de BRT(N). Binnen zijn faculteit was hij inmiddels op de stoel van voorzitter beland van de vakgroep Rechtsontwikkeling/Rechtsvergelijking en Europees recht.

Al deze functies en academische verantwoordelijkheden hielden nauw verband met zijn interessevelden: het Europees recht en de juridische implicaties van de informatisering. In 1990 werd daarom door hem al een opleidingsonderdeel in de Rechten voorzien rond veiligheidsvraagstukken en uitdagingen voor de bescherming van de privacy: ‘capita selecta: beveiliging’. In al deze gespecialiseerde colleges, maar ook in de rechtsmethodologie toonde hij zich als een bezielend en pragmatische mentor. In zijn innoverende onderwijsaanpak gaf hij ruimte voor seminariewerk met discussie en case method-aanpak en waren ex-cathedra lessen de uitzondering. Op het einde van zijn carrière diepte hij de studie van de Europese Unie uit als directeur van het Centre for European Studies

Prijzen en laureaten

  • Aspirant N-FWO (1963)
  • Lid van de Belgische Delegatie voor de herziening van de Conventie van Genève (1974)
  • Oprichter en directeur van het Centrum voor Internationaal Strafrecht, het Program on International Legal Cooperation (1971) en het Institute for European Studies (2002)
  • Mede-oprichter van de Unie Vrijzinnige Verenigingen, vandaag deMens.nu (1971)
  • Voorzitter studiekring Vrij onderzoek (1956) BSG (1957-1959) en OSB-VUB (1969-1972).

CV

  • 1957-1959 Voorzitter Brussels Studentengenootschap
  • 1959 Doctor in de rechten
  • 1960 Licentiaat in de politieke en diplomatieke wetenschappen
  • 1961 Master of International Law (Harvard University)
  • 1962 Assistent aan de ULB
  • 1965 Voltijds assistent bij professoren H. Bekaert, F. De Pauw, E. Van Bogaert en J. Van Tichelen
  • 1968 Docent aan de ULB, later VUB
  • 1969-1972 Voorzitter Oudstudentenbond en medestichter Unie van Vrijzinnige Verenigingen
  • 1971-2003 Directeur van het Program on International Legal Cooperation (PILC), inmiddels onderdeel van het IES
  • 1973 Gewoon hoogleraarschap aan VUB
  • 1974-1978 Decaan faculteit der Rechtsgeleerdheid VUB
  • 1978-1982 Rector VUB
  • 1983-1986 Voorzitter Onderzoeksraad VUB
  • 1992-2013: (Bestuurs-)lid van de Privacycommissie
  • 1994-2000 Voorzitter raad van bestuur BRTN/VRT
  • 2001 - 2015 Voorzitter Institute for European Studies (IES)
  • 2002 Professor emeritus (Promotor van onder andere Chris Van den Wijngaert (1979), Jan Gorus (1984), Serge Gutwirth (1992), Marc Cools (1993) en Paul De Hert (2000))
  • 2005-2022 Voorzitter Erasmushogeschool
  • 2010-2013 Voorzitter Universitaire Associatie Brussel