Ecologie is de samenhang van organismen en hun omgeving en de sturingsprocessen die dat onderbouwen. We bestuderen de dynamiek van de wisselwerking en de relaties tussen organismen, populaties of landschappen en hun omgeving. Het moeilijkste aspect in de studie van die samenhang is het afzonderen van een onderzoeksentiteit. Je moet grenzen stellen in wat je wil onderzoeken en, je moet de parameters vastleggen die je kunt bestuderen. Je kan niet alles tegelijk onderzoeken en de begrenzingen in natuurlijke systemen zijn zelden scherp. Dat leren studenten heel concreet tijdens de excursies. Tijdens de bachelor trek je bijvoorbeeld naar de Franse kust en tijdens de master naar Tenerife, Kreta, Andalusië, Catalonië, Pyreneeën …
Je kan bijvoorbeeld planten en organismen gaan vergelijken tussen zandkusten en rotskusten of zeeduinen en beboste duinen. Tijdens deze excursies starten we vaak onder de zeespiegel (gaan we snorkelen) maar eindigen we boven de boomgrens (soms wandelend door de sneeuw). En dit in enkele dagen. Het benoemen of determineren van planten en organismen, het begrijpen en beschrijven van systemen trachten we zoveel mogelijk op voorhand aan te leren tijdens de theorielessen of practica. Net zoals de trofische niveaus waarbij de positie van organismen in de voedselketen wordt vastgelegd. Dat is basiskennis. Dit blijft voor een bioloog een essentieel werktuig, het is geen doel.
Tijdens de excursie kunnen studenten wel terugvallen op gedetailleerde richtlijnen en een ploeg van begeleiders (assistent en doctoraatstudenten) maar tijdens de uitstap leren ze voornamelijk technieken aan om biologische systemen te bestuderen of te meten. Ook door zelf ideeën uit te werken. Met alle controles, valstrikken en overwegingen zoals een positieve en negatieve controle, artefacten opsporen, inductieve en deductieve aanpak ...