Grotere onderzoeksgroepen, fonkelnieuwe infrastructuur, meer grants dan ooit: met een frisse portie zelfvertrouwen knokte de VUB zich de afgelopen jaren tot in de internationale top van middelgrote universiteiten. Toen kwam plots, uit het niets, de mokerslag. Pieter Ballon, vicerector Onderzoek, is er nog niet goed van. “Het is onwezenlijk. Gelukkig zijn we drie jaar geleden al begonnen met hervormen. Dat zal ons weerbaarder maken tegen de schade die de aangekondigde besparingen mogelijk zullen aanrichten.”

Bestuurservaring binnen de VUB bracht Pieter Ballon niet mee, toen hij in september 2022 aan zijn mandaat van vicerector Onderzoek begon. Wel zijn ervaring als directeur van SMIT, een interdisciplinair onderzoekscentrum van VUB en imec. 

Pieter Ballon: “Mijn praktijkervaring heb ik waar mogelijk proberen inbrengen in ons onderzoeksbeleidsplan. De focus daarvan lag op impact en schaalvergroting: we wilden streven naar minder, maar grotere onderzoeksgroepen. Pas op, dit is geen verhaal van one size fits all. In sommige wetenschappelijke niches kan een klein, hypergespecialiseerd onderzoeksteam de beste optie zijn. Maar over het algemeen was er te veel versnippering. Daarom hebben we de vorming van large research groupsaangemoedigd.” 

Waarom was die schaalvergroting nodig?
“De populariteit van de VUB groeit enorm. We hebben nu meer dan 22.000 studenten, een verdubbeling in vergelijking met 2013. Het heeft ons op de kaart gezet als middelgrote universiteit. Maar dat succesverhaal had ook een schaduwzijde. De financiering van al die studenten volgt pas later, nadat ze afgestudeerd zijn. Aan de VUB is elke onderzoeker ook een lesgever. We moesten dus met hetzelfde aantal professoren en docenten een pak meer studenten begeleiden. Een enorme uitdaging, zeker omdat we ook op het vlak van onderzoek steeds beter willen doen.”

“We halen tegenwoordig vier tot acht ERC-grants per jaar binnen”

Hoe zijn grotere onderzoeksgroepen een oplossing voor die uitdaging?
“Onderzoekers die samenwerken in een groter geheel, kunnen het werk over meer mensen spreiden. Ze delen de administratieve lasten, halen vlotter externe fondsen binnen, kunnen hun doctoraatsstudenten beter begeleiden,… Door de structuren efficiënter te maken, konden onderzoekgroepen hun output opdrijven zonder dat de individuele werkdruk nóg groter werd.”

Drie jaar na de oproep zijn de 150 onderzoeksgroepen herleid tot 42 large research groups en 50 reguliere onderzoeksgroepen.
“Het is onverhoopt vlot gegaan. Een aantal onderzoeksgroepen bestond natuurlijk al, maar veel andere onderzoekers hebben elkaar zeer snel gevonden en nieuwe groepen gevormd. Gelukkig zijn we een compacte universiteit: mensen kennen elkaar, over de grenzen van hun disciplines heen. Veel large research groups zijn interdisciplinair. Ook dat was een doelstelling van de schaalvergroting. Om de problemen van deze tijd op te lossen, moet je ze vanuit veel hoeken benaderen en kennis bundelen. Daarbij volstaat het niet om mensen samen te brengen en dan met gekruiste armen te wachten tot er iets gebeurt. Ze moeten inhoudelijk iets aan elkaar hebben en aan een gezamenlijke cultuur werken.”

Is iedereen tevreden over de schaalvergroting?
“Er zijn altijd dingen die beter kunnen, maar de feedback is in grote lijnen positief. Mensen willen graag zo verder werken en vragen ons om ondersteuning om dat waar te maken.”

Zijn er eigenlijk al zichtbare resultaten?
“Ja, en ook dat is onverhoopt snel. De oprichting van een large research group kan gepaard gaan met een bepaalde VUB-investering. Ten tijde van de oproep hebben we de mensen gevraagd hoeveel extra output ze dankzij die extra middelen dachten te realiseren. Men meende dat de onderzoeksproductiviteit gemiddeld met ongeveer een kwart zou stijgen. Dat leek erg ambitieus. Sommigen dachten: die beloven de hemel op aarde om de centen binnen te halen.”

En?
“We zijn alleszins goed onderweg, en sommige cijfers zijn zelfs beter dan die voorspelling. Het aantal ERC- en Marie Curie-aanvragen, bijvoorbeeld, groeide sterk, en met succes. Vroeger haalden we gemiddeld één tot twee ERC’s per jaar binnen, nu zijn dat er gemiddeld vier tot acht. Het aantal FWO-aanvragen is op een jaar tijd met bijna 40 procent gestegen, het aantal FWO-aspirantenbeurzen voor doctoraatsstudenten met 25 procent. Dat bewijst: door mensen beter te omkaderen, kunnen we de motor van het onderzoek wel degelijk opdrijven.”

“NSIS-netwerken zijn uniek in het Vlaamse onderzoekslandschap”

Sommige onderzoekers hebben het over een ‘klik’ die ze maakten.
“De ERC-mandaten staan bekend als de meest uitdagende individuele calls. Veel onderzoekers dachten lang: dat is geen spek voor onze bek. Nu zien ze dat VUB-collega’s wel voor een ERC gaan en denken ze: dat kan ik ook.”

Hoe passen de NSIS-netwerken in dit verhaal?
“Met ons onderzoek willen we impact hebben. NSIS-netwerken zetten specifiek in op maatschappelijke impact, in typische VUB-thema’s. Inmiddels zijn er vijf NSIS-netwerken. Dit initiatief is uniek in het Vlaamse onderzoekslandschap. Iets waar we fier op mogen zijn.”

U bent ook fier op het nieuwe charter voor de onderzoeker?
“In de onderzoeksgroepen nieuwe stijl wordt de cultuur van samenwerking nog belangrijker. We verwachten dat onderzoekers op een correcte manier met elkaar en met wetenschap omgaan. Dat charter fungeert als handleiding. Het bevat de principes waaraan VUB-medewerkers zich best houden.”

Klassiek wordt zo’n charter pas bovengehaald als er iets fout loopt.
“Wij willen er een positief verhaal van maken en het charter actiever uitdragen. Nieuwe medewerkers zullen er op hun eerste dag aan de VUB al kennis mee maken. Het document begint met een belangrijk statement, over academische vrijheid: onderzoekers zijn vrij om te bepalen waarover ze onderzoek doen, welke methode ze daarvoor gebruiken en hoe ze daarover communiceren. Die academische vrijheid gaat wel gepaard met verantwoordelijkheden. Onderzoekers zijn eraan gehouden hun onderzoeksmethode strikt te volgen, en hun conclusies voor te leggen aan hun peers. En als ze als VUB-onderzoeker communiceren, in welk medium ook, moeten ze niet alleen vertellen wat ze gevonden hebben, maar ook wat ze niet gevonden hebben en wat de beperkingen van hun onderzoek zijn.”

     “Het beetje een einzelgänger zijn mag, antisociaal zijn niet”

Staan er belangrijke vernieuwingen in het charter?
“Principes als de verantwoordelijkheid van de onderzoeker en het checken van beweringen bestonden al, maar AI voegt daar een enorme extra dimensie aan toe. Ook de toegenomen maatschappelijk polarisatie had een impact op het charter. Sinds covid liggen de uitspraken van wetenschappers onder een vergrootglas. Dan wordt het des te belangrijker om te communiceren op een zorgvuldige en wetenschappelijk onderbouwde manier. Het nieuwe charter besteedt ook veel aandacht aan het functioneren binnen een onderzoeksgroep en aan groepscompetenties. Toxisch gedrag kan echt niet. Als leidinggevende moet je een stimulerende omgeving creëren, ervoor zorgen dat ook de andere mensen in je groep goed aan onderzoek kunnen doen en iedereen een plek in de zon gunnen. Maar ook leden van een onderzoeksgroep moeten bereid zijn tot samenwerking. Een beetje een einzelgänger zijn mag – veel wetenschappers zijn dat van nature -  asociaal of beter gezegd antisociaal niet.”

De wil om versnippering tegen te gaan, spreekt ook uit een volgende realisatie: het nieuwe doctoraatsbeleid.
“Dat klopt: er was teveel heterogeniteit tussen de verschillende faculteitsreglementen. Dat zorgde voor ongelijkheid, zeker omdat steeds meer mensen interdisciplinair en dus ook interfacultair onderzoek doen. Het nieuwe doctoraatsbeleid was vooral een oefening in harmonisatie. Het resultaat is een uniform kader, met een eenvormig reglement en eenvormige beroepscommissies. Elke faculteit mag daar uiteraard wel haar eigen praktisch draaiboek aan toevoegen.”

Wat is er nieuw?
“Bij de start van het doctoraat wordt er een basisafsprakennota gemaakt. Waaraan gaat de onderzoeker werken? Hoeveel tijd mag hij daaraan besteden? Wat wordt er daarnaast nog van hem verwacht? Die afspraken worden helderder gezet dan vroeger. We hechten ook meer belang aan het jaarlijks voortgangsverslag met de promotor.”

“PhD-studenten zijn vragende partij voor een persoonlijk mentorschap” 

Weer papierwerk erbij, zal men hier en daar zuchten.
“Als alles goed loopt, lijkt dat inderdaad overbodige moeite. Maar kleine bijsturingen onderweg helpen net om grote ontsporingen te voorkomen. En als het echt fout loopt, is het maar best dat de zaken goed gedocumenteerd zijn.”

Heeft MeToo ook sporen nagelaten?
“Dat, en de aandacht voor toxisch leiderschap ook. In de aanloop naar het nieuwe doctoraatsbeleid hebben we veel gecommuniceerd met de doctoraatsstudenten, onder andere via de PhD surveys, en met de promotoren. Dat was leerrijk. We vroegen aan beide groepen wat ze van elkaar verwachtten. Moet de relatie puur zakelijk en inhoudelijk blijven? Mag er  ook een menselijke band zijn? Is die laatste zelfs het belangrijkste? Vooral de promotoren bleken terughoudend: zij wilden het niet te persoonlijk maken en zakelijk houden. Terwijl de PhD-studenten net vragende partij bleken voor persoonlijk mentorschap en menselijke ondersteuning.”

In de laatste jaren is er veel nieuwe infrastructuur opgeleverd.
“Dat is vooral een verdienste van mijn voorgangers: we plukken de vruchten van hun werk. Zij zagen in dat laboratoria, installaties en toestellen voor veel onderzoeksdisciplines steeds belangrijker worden. Niet alleen in de harde wetenschappen trouwens. De psychologen dromen bijvoorbeeld van een slaaplabo, terwijl de stadsplanners gebruik maken van een 3D-omgeving.”

Er kwamen ook veel core facilities bij, faciliteiten die verschillende disciplines met elkaar delen.
“Dat klopt. Wij hebben daar iets nieuws aan toegevoegd: AI-gerelateerde faciliteiten. We hadden bijvoorbeeld een core facility rond statistische en data-analyse, waar humane en sociale wetenschappers voor steun terecht konden als ze bijvoorbeeld statistisch onderzoek wilden doen. Daar is nu AI voor data-analyse aan toegevoegd. Zo hoeft niet elke onderzoeker het warm water opnieuw uit te vinden.”

AI, is dat de volgende grote werf?
“Dat staat vast! AI komt als een golf op ons af. We hadden als een van de eerste universiteiten een reglement rond het efficiënt en veilig gebruik van AI en AI-platformen, maar dat was niet meer dan een regelgevend kader. Dit is andere koek. AI zal het onderzoek transformeren. Denk aan scenario’s waar onderzoeksgroepen niet alleen uit mensen bestaan, maar ook uit AI-bots die in continue interactie met die mensen aan onderzoek doen. De eerste stappen worden nu nog maar gezet.”

Hoe bereiden we ons daarop voor?
“Dat is een kwestie van weerbaarheid. Dit is niet één schok, maar een opeenvolging van schokken, steeds sneller na elkaar. Zoiets kan je niet centraal en van bovenaf oplossen. Onderzoeksgroepen – opnieuw zij - moeten daar intern over nadenken, want de impact is op elke onderzoeksdomein anders. We gaan er de komende jaren nog een grote kluif aan hebben.”

 “We hebben de brains uit Brussel en het buitenland hard nodig” 

Over schokken gesproken: wat met de besparingen?
“We moeten nog een slag om de arm houden, want we weten op dit moment (nvdr 14 oktober 2025) nog niet wat er federaal beslist zal worden. De Vlaamse besparingen kennen we in grote lijnen. Dat Brussel nog geen regering heeft, zorgt ervoor dat daar nog een aantal middelen geblokkeerd zitten. De krijtlijnen zijn wel al duidelijk: het hoger onderwijs ligt onder vuur, het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek ook. Delen mee in de klappen: alles wat te maken heeft met Brussel, grootstedelijkheid en internationale werking.”

De VUB wordt onevenredig zwaar getroffen?
“En dat is een zeer jammere zaak. Zo zet je de bijl in de wortels van heel veel innovatie. Terwijl zowel Brussel, Vlaanderen als België zeggen een innovatie-economie te willen zijn. Om onderzoek te vertalen naar innovatie in de industrie, moet dat onderzoek wel eerst gebeuren. De zogenaamde deeptech-revolutie wordt aangevuurd door fundamenteel onderzoek. En daar zijn ook veel brains voor nodig. Met alleen de studenten die traditioneel de universiteit vinden, komen we er niet. We hebben ook de brains van de Brusselse grootstedelijke jeugd nodig. Die jongeren vinden nog te weinig de weg naar de universiteit, of ze halen de eindmeet niet. Minder begeleiding zal daar zeker niet bij helpen. En we hebben ook brains uit het buitenland nodig.”

Net op die thema’s wordt beknibbeld.
“Als doorgaat wat nu in de kranten staat, vind ik dat kortzichtig beleid. Dit zijn valse besparingen. Op termijn kan dit leiden tot veel schade en welvaartsverlies.”

Wat nu?
“Gelukkig hebben we met de recente hervormingen een aantal stappen gezet die ons weerbaarder zullen maken tegen de besparingen. Er zullen meer stappen nodig zijn, maar het zal helpen om de schade wat beter op te vangen.”

Het is wel een domper op wat een topjaar was.
“We zijn opgeklommen tot in de top 20 van de meest performante Europese universiteiten. Als je vergelijkt met universiteiten van dezelfde omvang, staan we zelfs in de top 2 of 3. Men onderschat soms hoe de VUB haar minder sterke punten aangepakt heeft en hoe sterk we tegenwoordig scoren. Dit zijn topjaren voor de VUB. Daar mogen we trots op zijn. Wat er ook gebeurt: dat gaan we ons niet laten afpakken.”