Amper 4 procent van de woningen in Vlaanderen behaalt een A-label. Toch ligt het niet aan de bereidheid van de gezinnen om zich in te zetten voor het klimaat, wel aan de onbetaalbaarheid van zo’n energiezuinige woning. Het is daarom dringend tijd om de financieringsmethodes aan te passen.
Dit stuk verscheen eerdeer op Tijd.be(+). Auteur: Alesia Gerassimenko, VUB-PhD corporate finance.
De statistieken liegen er niet om. Grosso modo 96 procent van de Vlaamse woningen voldoet niet aan de energiedoelstellingen voor 2050. 398.752 Vlaamse woningen zijn zelfs bestempeld met het slechtste EPC-label. Toch lijken de Vlamingen zich te willen inzetten voor een energiezuiniger leven. Zes op de tien geven aan bereid te zijn kleiner te wonen.
En dat zijn geen praatjes, want sinds 1998 is de gemiddelde woonoppervlakte van een Vlaamse woning met een kwart gedaald. De mogelijke besparing en zo het potentieel renovatiebudget dat gezinnen daarmee zouden gecreëerd hebben, is echter direct tenietgedaan doordat in diezelfde periode (en vooral in de steden) de prijzen voor woningen per vierkante meter de lucht in schoten.
Een ander voorbeeld zijn de massale aanvragen voor de installatie van zonnepanelen. Sinds de invoering van het groenestroomcertificaat is de vraag enorm, met enkele negatieve schokken tussendoor. Dit jaar is de vraag naar zonnepanelen zelfs verdrievoudigd. Helaas is dat een van de weinige rendabele investeringen voor gezinnen. Sterker nog, met de huidige marktprijzen zou het goed kunnen dat het haast de enige betaalbare investering is.
De noodzaak om energiezuiniger te leven dringt tot de gezinnen door, maar de onmacht om dat te financieren iets minder bij de regering. De huidige subsidies volstaan niet.
Neem de veelbelovende warmtepomp, die verplicht is voor alle nieuwbouwwoningen vanaf 2023. Los van haar niet te ontkennen hoge kostprijs werkt ze nog altijd voor een kwart op stroom afkomstig van een secundaire bron. Dat kan via zonnepanelen of via afname van het net. Gezinnen moeten dus al over zonnepanelen beschikken, of die ook nog eens laten installeren, ofwel de torenhoge energieprijzen trotseren. Maar die prijzen zijn momenteel zo hoog dat het zelfs voordeliger is een nieuwe gasketel te installeren, want de prijs van aardgas ligt een pak lager.
Renovatie
De noodzaak om energiezuiniger te leven dringt zeker tot gezinnen door, maar de onmacht om dat te financieren iets minder bij de regering. De huidige subsidies volstaan niet. Op dit moment kan een middenklassegezin rekenen op een maximale subsidie van 17.500 euro, en maximaal 35 procent van de totaalfactuur. Een renovatie kost tussen 40.000 en 85.000 euro, wat betekent dat gezinnen nog altijd 26.000 tot 55.250 euro zelf moeten ophoesten. Sterker nog, ze moeten eerst het volledige bedrag bij elkaar sprokkelen, om pas achteraf mogelijk de subsidie te ontvangen.
De tekortkomingen van de eenmalige subsidie vertalen zich in het aantal aanvragen om te renoveren. Op dit moment worden in Vlaanderen zo'n 3.000 woningen per jaar gerenoveerd. Het minimum moet nochtans op 95.000 liggen, willen we de klimaatdoelstellingen van 2050 halen.
Renteloos lenen dan maar? Ook niet zo rooskleurig! Want ook de renteloze lening blijft een lening die maandelijks afbetaald moet worden, boven op alle andere te betalen facturen. Voor veel gezinnen is dat een onhaalbare kaart.
Op dit moment worden in Vlaanderen zo'n 3.000 woningen per jaar gerenoveerd, terwijl het minimum op 95.000 moet liggen, willen we de klimaatdoelstellingen van 2050 halen.
De conclusie is dat de traditionele tegemoetkomingen niet volstaan. Het overwegen van nieuwe methoden is dus de moeite waard. Zo is ‘on-bill financing’ een optie. Het gaat om een lening waarbij de huishoudens per afgesproken periode aan de banken terugbetalen wat de renovatie hun bespaard heeft. Zo verandert voor het gezin niets, en als de terugverdientijd van de investering neerkomt op het aantal beloofde jaren, is de lening in die periode dus ook terugbetaald aan de bank.
Een andere optie is dat de overheid haar pijlen op het andere kamp richt. In de plaats van de verantwoordelijkheid steeds naar gezinnen toe te schuiven, kan ze zich toespitsen op private investeerders en bouwbedrijven. Door die kapitaalkrachtige spelers aan te zetten tot renoveren kunnen hun investeringen naar het bestaande bouwpark van Vlaanderen gaan, dat zeer energieverslindend is. Op dit moment gaan hun budgetten hoofdzakelijk naar nieuwbouwprojecten die voor veel gezinnen onbetaalbaar zijn.
Gezinnen willen hun steentje bijdragen, maar helaas grijpt de onmacht naar de keel. Daarom kaats ik in naam van de Vlaamse gezinnen de bal terug. De torenhoge energieprijzen smeken om creatievere oplossingen van de regering. Zo niet is de kans heel reëel dat de bereidwilligheid van de gezinnen diep opgeborgen blijft in hun energieverslindende woning.